Blog

25 juni 2017

De gotspe van de week. De filosoof Ger Groot in een bespreking van twee uit het Frans vertaalde politieke verhandelingen (NRC 23-6-2017, p. C11): ‘Rancière zal daarbij gedacht hebben aan de economie, de bedrijfskunde en de sociologie, die de mens louter als homo economicus willen zien.’ Het staat er echt. Raarste zin in een warrig stuk. Is het nu echt nodig erop te wijzen dat de sociologie één grote kritiek op de voorstelling van de mens als homo economicus behelst? Diezelfde Groot heeft onlangs een inleiding in de geschiedenis van de filosofie gepubliceerd, waar een andere filosoof, Hans Achterhuis, onverdeeld enthousiast over was (vijf balletjes!). Dit kan niet kloppen.

 

(2) ‘Uiteindelijk kan Nederland alleen maar hopen dat de volgende Duitse regering niet al te inschikkelijk zal zijn richting Frankrijk.’ Aldus Adriaan Schout, hoofd Europese Studies van het Instituut Clingendael, in een stuk in de NRC (20-6-2017, p. 18) onder de dreigende kop ‘Frans-Duitse EU-tandem zet Nederland voor het blok.’ Daarmee vertolkt deze Europa-specialist de mening van velen in dit land: versterking van de EU en specifiek de Eurozone is tegen het Nederlands belang. Opmerkelijk dat dit zo langzamerhand de heersende opinie lijkt te zijn geworden, onder invloed van populistische sentimenten en de angst geen voeling te hebben met wat het volk wil. Ooit was de Nederlandse regering, gesteund door een vrijwel unaniem parlement, juist een groot voorstander van versterking van de federale macht in Europa. Daartoe diende ze op de conferentie in Maastricht in 1992 een verregaand voorstel in, dat door de andere lidstaten van tafel werd geveegd.

Nu de noodzaak van Europese samenwerking groter is dan ooit (vanwege de euro, het grensoverschrijdend kapitaalverkeer, de vluchtelingenstromingen, het klimaat, de Russische dreiging, de terugtrekking van Amerika etc.) beweegt Nederland juist de andere kant op. Het meest evident en urgent is de noodzaak van veel verdergaande coördinatie binnen de eurozone, als je tenminste de euro wil behouden (en dat wil de overgrote meerderheid van de Nederlanders nog steeds). Nodig is de vorming van een centrale instantie op dit niveau met eigen bevoegdheden en een eigen budget, en gecontroleerd door een parlementair lichaam. Dat is nu precies wat Macron voorstelt. Eindelijk! Laten we hopen dat Duitsland zich wel ‘inschikkelijk’ opstelt tegenover deze Franse plannen, en laat Nederland zich hier bij aansluiten! Maar dat zal niet gebeuren, zeker niet als zelfs onafhankelijke ‘deskundigen’ braaf de Nederlandse communis opinio volgen.

26 juni 2017

(3) Het laatste nummer van het oudste sociologische tijdschrift van Nederland, Mens en Maatschappij (jaargang (‘volume’) 92, nummer 2) opent met een beschouwing van redacteur van Ferry Koster, waarin deze betoogt dat het populisme een vorm van ‘onbewust altruïsme’ is. Want: populisten stemmen tegen hun eigenbelang – in Amerika bijvoorbeeld tegen Obamacare -, ze zijn dus niet egoïstisch, dus zijn ze altruïstisch. Wat een vondst! Ik heb geprobeerd te achterhalen of dit stukje iets meer bevat, maar dit is echt alles. Tekenend, zo valt te vrezen, voor de staat van onbeduidendheid waarin ons mooie vak thans verkeert.

12 november 2017. De gotspe van de week stond afgelopen maandag in de sportbijlage van de NRC. Een interview met Ajax-linksbuiten Younes, geniale pingelaar, Duitser ‘met migratie-achtergrond’, Islamiet, die zich volgens eerdere interview-uitlatingen bij Ajax helemaal thuis voelt. Interviewer merkt op dat Y. de laatste tijd niet meer zo goed speelt en voegt daaraan toe: Bij ons in Nederland vragen wij ons af waarom je nog voor de Duitse Mannschaft wordt opgeroepen. Waarop Younes vraagt of deze journalist wel weet waar hij het over heeft en hem toevoegt dat hij voortaan beter zijn huiswerk moet doen. Volkomen terecht natuurlijk. Journalist etaleert botheid en onkunde en doet dat namens ‘wij in Nederland’. En is er trots op dat hij daarmee de geïnterviewde kwaad weet te maken. Het stuk werd triomfantelijk voorafgegaan door de grote kop YOUNES REAGEERT ZIJN FRUSTRATIES AF, of iets in dit trant. Wat een treurig beroep moet dat zijn, sportjournalist.

 

26 december 2017. Het komt vaker voor, een in alle kranten bejubelde film die zwaar tegenvalt. Dit keer The Party (regisseuse Sally Potter), een Engelse komedie over een feestje dat totaal uit de hand loopt. Een intellectueel soort Theater van de Lach, met opgelegde grappen, geforceerde plotwendingen en totaal ongeloofwaardige, mallotige figuren (vooral de drie mannen, de vrouwen waren minder karikaturaal). Boulevardtoneel, dat in een Londens theater misschien nog wel aardig was geweest, maar als film niet te pruimen. Maar wat vonden de recensenten het geweldig. Wat een meesterlijke satire, wat een verfijnde humor, wat een cast, wat een spel! De Britse pers had de film als ‘hilariously funny’ bestempeld, en daar konden de Nederlandse filmcritici natuurlijk niet bij achterblijven. Dat Engelse recensenten er zo enthousiast over waren is moeilijker te begrijpen. Het Engelse gevoel voor humor valt soms een beetje tegen.

 

Bladvulling in dag- en weekbladen: men vraagt een willekeurige selectie van zg. deskundigen en/of bekende mensen zich uit te spreken over een Vraagstuk en zet de antwoorden op een rijtje. In het laatste nummer van Vrij Nederland (gedateerd januari 2018, verschenen in december 2017) was de ‘grote vraag’: Welk taboe is nog niet doorbroken? De vraag is sinds de jaren zestig vaker gesteld. (Ik herinner me een stuk uit 1970 in het allang overleden neo-katholieke weekblad De Nieuwe Linie, waarin incest als het laatste taboe werd aangemerkt, met de implicatie dat dat maar eens doorbroken moest worden.) Een taboe – zo bleek uit de antwoorden in Vrij Nederland – betreft iets waarvan men denkt dat de meerderheid ertegen is terwijl men er zelf juist erg vóór is. Door iets als taboe te bestempelen onderscheidt men zich van de domme massa die op irrationele gronden iets verkeerd vindt. Of die massa er echt zo over denkt, en wie daar dan wel en niet bij horen, wordt op geen enkele manier in beschouwing genomen; zou men dat wel doen, dat zou men allicht tot de conclusie kunnen komen dat er eigenlijk geen sprake is van een taboe, en dat de eigen opinie juist helemaal niet bijzonder is. Het bontst maakte filosofe Marli Huijer het door ‘het aankaarten van de vervuiling door ons massale vliegen’ als taboe te bestempelen. Durft zij even tegen de stroom in te gaan! Alleen Beatrijs Ritsema wees op een echt hedendaags taboe: seks van volwassenen met tieners. Maar waarom zei ze niet: seks van volwassenen met kinderen? Waarschijnlijk durfde ze dat niet, omdat ze dan de verdenking op zich zou kunnen laden daar wel voor te zijn. Die tieners waren al op het randje.

 

3 februari 2018. Frank Kalshoven verbaast zich in de Volkskrant over het feit dat er nog nooit een behoorlijke economische studie is verschenen over de economische kosten van discriminatie op de arbeidsmarkt. Die kosten zijn duidelijk: ze ontstaan doordat 1) sommige mensen vanwege discriminatie niet kunnen werken en dus zijn aangewezen op een uitkering en 2) andere gediscrimineerden een lager gekwalificeerde baan krijgen dan waar ze gezien hun bekwaamheden recht op zouden hebben, daardoor minder verdienen en daardoor minder belasting betalen en een groter beroep moeten doen op voorzieningen als huur- en zorgtoeslag. In beide gevallen gaat het dus om kosten voor de overheid en daarmee voor de belasting betalende burgers. Merkwaardig is dat Kalshoven de concurrentie op de arbeidsmarkt hier geheel over het hoofd ziet. Wat negatieve discriminatie voor de een is, is positieve discriminatie voor de ander. Als mensen van Turkse, Marokkaanse of Surinaamse herkomst bepaalde banen niet kunnen krijgen, verhoogt dat de kansen van autochtone Nederlanders. Dat doet zich vooral voor als het aanbod van arbeid de vraag overtreft, veel minder als de concurrentie meer aan de vraagkant ligt – maar dan is er waarschijnlijk ook veel minder discriminatie (zoals bij topsport). Economische kosten van discriminatie zijn er ongetwijfeld wel, maar anders van aard en niet goed te kwantificeren, alleen al niet omdat de omvang van de discriminatie zelf niet te meten is. En vervolgens ook de negatieve economische gevolgen niet, die gelegen zijn in verlies van productiviteit. Dat verlies treedt op doordat je niet de beste mensen op de beste plaatsen krijgt, en doordat discriminatie demotiverend werkt.

 

9 maart 2018 – De site van de Universiteit van Amsterdam vermeldt trots de namen van de onderzoekers in haar gelederen die dit jaar een Vici, de grootste en meest prestigieuze onderzoeksbeurs van NWO (1,5 miljoen euro), ontvangen hebben. Daaronder de (Duitse) sociologe Dr Sarah Bracke (nooit eerder van gehoord, maar dat zegt weinig) voor een onderzoek naar ‘Europa’s moslimvraagstuk’. Dat bedoelt ze kritisch: over moslims wordt in Europa namelijk steeds meer gesproken op een manier die doet denken aan de wijze waarop in de jaren twintig-dertig het ‘jodenvraagstuk’ werd besproken.

Het is, vind ik, een perverse vergelijking. Het ‘jodenvraagstuk’, of iets netter het ‘joodse vraagstuk’, was in Duitsland de Judenfrage, waarvoor zoals bekend een Endlösung in de vorm van massale uitroeiïng werd bedacht en uitgevoerd. Van de moslimhaters in het huidige Europa heeft voor zover ik weet niemand zich in vergelijkbare richting uitgelaten. Waar het rabiate antisemitisme van toen de joden definieerde als inferieur ras, een biologisch lagere mensensoort, is het huidige anti-islamisme (om het zo te noemen) niet biologistisch maar culturalistisch: men keert zich tegen de Islam als godsdienst en tegen de daarmee verbonden cultuur.

Er is nog een fundamenteel verschil. Het huidige anti-islamisme wordt gevoed door terroristische aanslagen, en de aanhoudende dreiging van komende aanslagen, uit naam van de Islam. Dat terrorisme is een extreme uiting van een ruimer fenomeen: de cultivering van vijandschap tegen het goddeloze en decadente Westen, vaak met steun van rijke en machtige geloofsbroeders uit islamitische landen buiten Europa. Joden in de jaren twintig en dertig daarentegen waren voor antisemieten niet verdacht omdat ze terroristische aanslagen pleegden of zich tegen het Westen keerden of gesteund werden door Joodse overheden, maar veeleer omdat ze juist zo aangepast en succesvol waren en op slinkse wijze vooraanstaande posities hadden verworven.

Ik ken het onderzoeksvoorstel van Dr Bracke niet, maar het uitgangspunt lijkt me totaal verkeerd. Daar wordt dan anderhalf miljoen voor neergeteld.